Waarom deze wijziging?
De overstap naar gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden komt niet uit het niets. In de praktijk leidde het begrip ‘inlenersbeloning’ al langere tijd tot discussie en grijze gebieden. Wat valt er precies onder? En hoe voorkom je dat onderdelen als toeslagen of ADV-bijslagen bewust worden weggelaten?
De overstap naar gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden kwam voort uit een opeenstapeling van signalen. Al in 2021 adviseerde de SER-MLT om flexwerkers meer zekerheid en gelijkwaardigheid te bieden. Een jaar later volgde het TimePartner-arrest (2022), waarin werd bevestigd dat afwijkingen in beloningssystemen hun juridische grenzen kennen. In 2024 kreeg een uitzendkracht in het Dosign-arrest gelijk in zijn claim dat hij onder de streep minder ontving dan vaste collega’s, terwijl het werk hetzelfde was. En met het recente Wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers (2025), dat naar verwachting volgend jaar ingaat, wordt deze lijn verder doorgetrokken richting wetgeving.
Deze adviezen, uitspraken en voorstellen maakten duidelijk dat het bestaande systeem onvoldoende bescherming bood tegen ongelijke beloning. Ze gaven richting aan de Waadi, waarin inmiddels is vastgelegd dat gelijke arbeid ook gelijk beloond moet worden.
Tegelijkertijd speelde er een bredere discussie: hoe ver moet die gelijkheid dan gaan? Zodra arbeidsvoorwaarden één-op-één gelijk zijn, vervaagt het verschil tussen een dienstverband via een uitzendbureau en een rechtstreeks dienstverband. En daarmee komt ook het onderscheidend vermogen van de uitzender onder druk te staan.
Om die reden is er in de nieuwe cao gekozen voor een evenwichtige oplossing: gelijk werk = gelijkwaardige beloning. Dat betekent dat uitzendkrachten recht hebben op een totaalpakket aan arbeidsvoorwaarden dat in waarde minimaal gelijk is aan dat van vaste medewerkers, zonder dat elke voorwaarde letterlijk hetzelfde hoeft te zijn.
Deze benadering zorgt voor meer eerlijkheid en transparantie richting de uitzendkracht, terwijl er tegelijkertijd ruimte blijft voor uitzenders om zich als werkgever te blijven profileren. Zo wordt er een betere balans gevonden tussen bescherming voor de flexwerker en behoud van flexibiliteit voor de markt.