Met deze afko's red jij je in alle situ's

3 maart 2022 Leestijd: 4 minuten

“Schat, heb jij zin in een biba met een spebi op het terras?” Is waarschijnlijk iets waar je even ietsjes langer over na moet denken als je het hoort. Het taalgebruik in studentenland is in de afgelopen jaren namelijk iets meer dan een beetje veranderd. Er worden niet alleen nieuwe termen bedacht, maar alles wordt ook korter. Een vrijmibo en een bvo’tje zijn voor jou wellicht niet meer onbekend. Maar… waar studenten zijn is ontwikkeling! Om jouw studentenwoordenboek wat uit te breiden hebben wij voor jou de must-know afko’s op een rijtje gezet.

A

  • A’s in de B – De avocado’s zijn in de bonus. “Laten we lekker guacamole maken voor bij de vrijmibo, de a’s zijn in de b!
  • Abso – absoluut. “Of ik mee wil naar het terras? Abso! Ben toch al aan het soggen.”
  • Adidi – after diner dip. “Ik moet heel even op de bank liggen voor we gaan, heb een zieke adidi.
  • Afstubo – afstudeerborrel. “Bachelor in de pocket! Moet gevierd worden, zal ik een afstubo organiseren?”
  • Ari – a-relaxed. “Die man van stu is zo ari. Echt niet normaal.”

B

  • Biba – bitterbal. “Nou, om eerlijk te zijn… Die biba gaat er wel in!”
  • Boka – bonuskaart. “Vergeet niet om je boka te scannen bij de appie, schat.”
  • Bokkie – brak onzeker en kwetsbaar. “Gisterenavond was echt een leipe esca, ik ben zo bokkie vandaag.”
  • Bopla – borrelplank. “Omg, zullen we lekker veel kaas halen voor onze bopla voor vanavond?!”
  • Brawa – brazilian wax. “Ga dus voor de eerste keer een brawa laten doen. Zo spannie, i can’t.”
  • Brokibu – broodje kipburger. “Zullen we vanavond lekker dierlijk een brokibu eten?”
  • Brokomo – broodje kroket met mosterd. “Ik heb echt zin in een brokomo, laten we nog even langs de snackbar gaan.”

C

  • Cluva – clubvakantie (club = jaarclub die je vormt met anderen bij een studentenvereniging). “Waar ga jij heen met cluva?”
  • Coka – coronakapsel. “Heb je Pieter z’n coka al gezien? Zo bad voor hem dat de kappers dicht zijn…”

D

  • D en dz – dood en doodziek. “Ja, zij hebben dus een rela gekregen in minder dan een maand. Echt d en dz.”
  • Dapri – datumprikker. “Wanneer zullen we gaan borrelen? Wacht, ik stuur wel even een dapri.”
  • Deca – decadent. “Wispo was echt helemaal suup. Lekker deca oesters en rosé op de piste!”

E

  • Esca – escalatie. “Zo’n zieke esca gister op de vrijmibo. Politie kwam dus langs.”
  • Esma – Espresso Martini. “Ben zo toe aan een esma!”
  • Exclu – exclusief. “Heb dus gehoord dat zij exclu zijn, maar hij heeft mn hg nog geappt gisteravond!”

F

  • Fantas – fantastisch. “OMG wat fantas dat je bent afgestudeerd! Wanneer afstubo?”
  • Fitje – outfit. “Wat een heerlijk fitje heb jij aan zeg, dat wordt lekker flaneren op thuishaven!”
  • Fluflu – influencer. “Omg ska, wat zie jij er hip uit! Je bent net een fluflu!”

G

  • Gecondo – gecondoleerd. “Ah ska, echt vervelie dat je goudvis is overleden… Gecondo!”
  • Gemo – gezellie mozzarellie. “Echt zo gemo dat jullie er zijn jongens, ik vind het zo leuk!”
  • Geroza – gerookte zalm. “Omg, eet jij nou een broodje met geroza? Wat htb!”
  • Geru – gemeenschappelijke ruimte. “Jongens, kom even chillen in de geru, ik móét jullie bijpraten over gisteren!”
  • Gesalu – gezellig samen lunchen. “Wanneer gesalu? Heb je al te lang niet gesproken.”
  • Guac – guacamole. “Nou, heb eigenlijk wel echt heel erg zin in nacho’s met guac bij m’n spebi.”

H

  • Havercappu – cappuccino met havermelk. “Ik ben zóóó moe vandaag, ik haal eerst even een havercappu.”
  • Hb – hondsbien (heel nice). “Ik vind het echt hb dat we weer op vaka kunnen!”
  • Hef – heftig. “Ik vind het zo hef, die esca van gister.”
  • Hila – hilarisch. “Zo hila dat zij elkaar kennen, had ik echt niet verwacht.”
  • Htb – honds tantoe bien. “Jeeeetje, dat is echt htb, ik ben jalo!”

I

  • Ibu – ibuprofen. “Heb jij misschien een ibu voor mij?”
  • Inclu – inclusief. “Het is wel wat duurder, maar inclu die chille wijn!”
  • Irri – irritant. “Waar is de ab? Zo irri dat die altijd kwijt is.”
  • Itakru – Italiaanse kruiden. “Een beetje itakru door de pasta maakt het echt hb.”

K

  • Kladiladi – klap die laptop dicht. “Tijd voor de vrijmibo jongens, kladiladi!”
  • Koco – kortingscode. “Wie heeft er een Flink koco voor mij?”
  • Kro – kroket. “Heb nu zo’n zin in een broodje kro.”

L

  • Lawa – lange wandeling. “Ik móét echt even naar buiten voor een lawa en een havercappu!”
  • Lett – letterliijk. “Hij heeft lett gewoon nooit tijd voor zijn vriendin.”

M

  • Moka – mondkapje. “Heb jij een extra moka bij je? Ben m vergeten.”
  • Mozz – mozzarella. “Heb echt zin in een broodje mozz met pesto.”

N

  • Nonchi – nonchalant. “Wat een lekker fitje! Helemaal nonchie look heb je.”
  • Normi – normaal. “Kan je A.U.B. even normi doen?”

P

  • Pasta bolo – spaghetti bolognaise. “Ik heb echt mega veel zin in een lekkere pasta bolo vanavond.”

Q

  • Quabo – quarantaineborrel. “Wel fijn dat jij ook posi bent, gezel samen quabo!”

R

  • Riba – rietbak. “Echt d en dz dat jij in 2.3 sec een riba kan trekken.”

S

  • Satipro – Satisfyer Pro. “I don’t need a man. I have my Satipro.”
  • Situ – situatie. “Ik zeg je eerlijk, dat is zo’n leipe situ!”
  • Ska – schat. “Ska, kan jij even de mozz aangeven?”
  • Sog(en) – studie ontwijkend gedrag. “Ben zo intens aan het soggen… heb Emily in Paris in een dag uitgekeken.”
  • Solli – sollicitatie. “M’n solli bij SUSA ging echt hb. Flexibele bijbaan here I come!”
  • Spebi – speciaalbier. “Ben toch wel meer van de spebi.”
  • Stuko – studentikoos. “Deze maaltijd is echt zóóó stuko, je hebt de helft van de ingrediënten eruit gelaten”
  • Suup – super. “Helemaal suup dat we weer naar het terras kunnen.”

T

  • Thth – thuisthuis (waar je ouders wonen). “Heb echt even geen geld, dus ga een weekendje thth vertoeven.”
  • Tenta – tentamen. “Mijn tenta ging echt lekker!”

U

  • U – Utrecht. “U is toch wel echt de mooiste stad van Nederland!”

V

  • Vaka – vakantie. “Heerlie die vaka naar Cura!”
  • Vanaaf – vanavond. “Is goed ska, ik zie je vanaaf wel.”
  • Vebrokibu – vegetarisch broodje kipburger. “Nee, zij is vega, laten we gewoon vebrokibu eten vanaaf.”
  • Verga – vergadering. “Ik kan pas quabo na 17.00, want heb eerst nog verga.”
  • Vervelie – vervelend. “Pffff.. het regent alwéér, echt vervelie!”
  • Vp – veel plezier. “Vp bij je ouders lieverd, ik zie je na het weekend weer!”

W

  • Wato – what are the odds. “Okee, wato dat je nu een riba trekt.”
  • Wispo – wintersport. “Ga jij nog wispo met de parents dit jaar?”
  • Wobo – woordenboek. “Staat die afko al in het wobo?”

Tijd om je kennis te testen!

Heb jij goed opgelet? Check met deze 20 vragen jouw afko-kennis. Zo kom jij erachter of jij al een afko-pro bent, of dat je nog even moet oefenen... Waar wacht je nog op? Ready? Set? Afko!

Wel zin in een biba met een spebi op het terras, maar in een kleine geldcrisis? Check dan snel onze vacatures en solliciteer direct! Zo kan je ook nog eens je afko’s oefenen met je medestudenten.